Nervus
Praktijkgerichte nascholing over neurologie
Een hoogwaardig Nederlandstalig nascholingstijdschrift in combinatie met een toegankelijk digitaal kennisplatform geaccrediteerd door de NVN, NVvN en VSR.
Alle collecties van Nervus
Gesorteerd op nieuw - oud
De behandeling van de ziekte van Parkinson vraagt om meer dan alleen aandacht voor het beloop van de motorische symptomen. Onderbehandeling leidt niet alleen tot stijfheid, traagheid en tremor, maar ook tot apathie, somberheid, angst, en cognitieve traagheid. Dopaminerge overstimulatie kan niet alleen leiden tot dyskinesieën, maar kan ook neuropsychiatrische symptomen induceren, zoals impulscontrolestoornissen en psychose. De subtiele balans tussen te veel en te weinig dopaminerge suppletie verandert gedurende het beloop van de ziekte en wordt mede bepaald door de degeneratie van de andere neurotransmittersystemen, zoals serotonine, noradrenaline, en acetylcholine. Omdat neuropsychiatrische symptomen de kwaliteit van leven van de parkinsonpatiënt en diens omgeving sterk bepalen, is het van belang vertrouwd te zijn met de klinische dilemma’s bij de herkenning en behandeling van deze symptomen.
Anti-epileptica worden door neurologen veelvuldig voorgeschreven. De patiënt dient hierbij voorgelicht te worden over bijwerkingen die mogelijk optreden. Verondersteld wordt dan ook dat de voorschrijver bekend is met de meest voorkomende bijwerkingen. Het is echter niet geheel voorspelbaar wanneer en bij wie bijwerkingen zullen optreden.
Het is voor neuroloog en oogarts van belang van zowel neurologische als oftalmologische afwijkingen op de hoogte te zijn daar het onderscheid niet altijd eenvoudig is maar wel van belang voor therapeutische maatregelen. In het oog treden symptomen als gezichtsveldstoornissen, visusvermindering en stoornissen in het kleurenzien op. Bij stoornissen meer centraal in het zenuwstelsel vindt men geen visusvermindering, wel afname van roodwaarnemingen en vooral gezichtsveldstoornissen. Deze hebben een bepaald patroon dat anatomisch wordt bepaald, vooral bij stoornissen in de occipitale cortex komt gezichtsvelduitval voor die in zeldzame gevallen gemakkelijk met retinale stoornissen verward wordt.
Een gezonde 13-jarige jongen ziet sinds een week dubbel. Een dag tevoren heeft hij een steen tegen zijn hoofd gekregen. Hij is daarna niet bewusteloos geweest en heeft ook geen zichtbaar uitwendig letsel opgelopen. Nadien heeft hij gedurende enkele dagen hoofdpijn en
tweemaal overgegeven.
1. Orale methylprednisolonkuur voor schubs.
Bij een relaps van multipele sclerose die beperkingen geeft, bestaat een indicatie voor behandeling met hoge dosis intraveneus methylprednisolon. 2. Couperen van noac’s komt eraan.
Het is aangetoond dat non vitamine K-antagonist orale anticoagulantia (noac’s) de kans op herseninfarcten bij atriumfibrilleren doen afnemen.
Oogbewegingsstoornissen die hun oorsprong in de hersenstam en meer perifeer hebben, verlopen vrijwel altijd ongeconjugeerd. In de hersenstam spreekt men van nucleaire of internucleaire stoornissen. Bij internucleaire stoornissen is er vaak sprake van een monoculaire nystagmus. Bij nucleaire stoornissen verwacht men afwijkingen aan één oog, in het geval van de nervus oculomotorius treden er echter binoculaire afwijkingen op bij eenzijdige uitval. In het verloop van de oogbewegende zenuwen treden stoornissen op die eenvoudig te herleiden zijn. Ptosis vindt soms zijn oorsprong in de hersenstam, maar meestal is het probleem meer perifeer gelegen. Het onderscheid tussen een volledige ptosis en ptosis waarbij de pupil niet bedekt wordt, is van belang bij het onderscheid tussen uitval van de nervus oculomotorius en de sympathicus. Bij pupilstoornissen is het van belang na te gaan of er sprake is van stoornissen bij belichting dan wel bij convergentie. Er is sprake van hetzij uitval van de sympathicus hetzij van de parasympathicus in het kader van een oculomotoriusuitval. Pupilstoornissen op basis van lues vinden hun oorzaak in het dorsale mesencephalon. Bij het syndroom van Adie is er een afwijking in het ganglion ciliare, met op lange termijn symptomen ten gevolge van gestoorde re-innervatie. Vergentiestoornissen zijn lastig te lokaliseren. De mesencefale reticulaire formatie speelt een belangrijke rol maar ook het cerebellum oefent hier invloed uit.