Farmacologie van cardiovasculaire medicatie: een overzicht

Begrip van de farmacologie van cardiovasculaire medicatie is van cruciaal belang voor anesthesiemedewerkers en anesthesiologen. Een aanzienlijk deel van deze medicatie grijpt aan op receptoren binnen het autonome zenuwstelsel. We onderscheiden het sympathische en parasympathische zenuwstelsel met daarin verschillende receptoren en effecten. Agonisten zijn middelen die receptoren binden en activeren. Een veelgebruikte agonist van de sympathicus is noradrenaline. Antagonisten zijn medicijnen die de receptor binden zonder deze te activeren. Hierdoor blokkeert een antagonist de receptor en daarmee de activiteit. Een voorbeeld van een antagonist van de parasympathicus is atropine. Overige middelen hebben andere aangrijpingspunten. De effecten op de vaten van verschillende medicamenten kan men opdelen in enerzijds vasodilatatie en anderzijds vasoconstrictie. Er bestaan verschillende effecten op het hart: chronotropie (beïnvloeding hartfrequentie), dromotropie (beïnvloeding prikkelgeleiding door AV-knoop), inotropie (beïnvloeding contractiliteit) en lusitropie (beïnvloeding relaxatie).
Leerdoelen
Na het bestuderen van deze collectie:
- kun je cardiovasculaire medicatie herkennen en classificeren op basis van het werkingsmechanisme
- kun je de hemodynamische effecten van verschillende medicamenten voorspellen
- kun je anticiperen op bijwerkingen en adequate monitoring instellen
- kun je kennis toepassen over receptoren in de klinische besluitvorming