AccreDidact Farmaceutisch consulent

Praktijkgerichte nascholing voor de farmaceutische consulent

Wil je toegang tot alle artikelen, video's en nascholing van AccreDidact Farmaceutisch consulent?

Abonneer nu! Meer informatie

Alle collecties van AccreDidact Farmaceutisch consulent

Gesorteerd op nieuw - oud
Hartfalen Lees meer over Hartfalen Hartfalen
Hartfalen komt veel voor in Nederland. Jaarlijks krijgen bijna 38.000 mensen voor het eerst de diagnose hartfalen, en in totaal leven er circa 241.300 mensen met hartfalen, waarvan bijna 90% 65 jaar of ouder is. Door vergrijzing, hogere overlevingskansen na een myocardinfarct en langere levensverwachting zal de prevalentie van hartfalen verder toenemen. Hartfalen vormt een serieus gezondheidsprobleem: in 2021 stierven ruim 7.500 mensen aan hartfalen en er zijn jaarlijks meer dan 31.000 ziekenhuisopnamen. Tijdige herkenning is daarom cruciaal. Huisartsen werken samen met cardiologen, verpleegkundigen op de hartfalenpoli, apothekers en soms diëtisten en fysiotherapeuten. Ook de patiënt en zijn omgeving spelen een belangrijke rol, waarbij ICT en telezorg steeds meer zelfregie mogelijk maken. In deze nascholing wordt aandacht besteed aan: Diagnostiek en risicofactoren, inclusief cardiovasculair risicomanagement. Nieuwe behandelmogelijkheden, zoals SGLT2-remmers en cardiale resynchronisatietherapie. Multidisciplinaire samenwerking in de zorg voor hartfalenpatiënten. U leert hoe u hartfalen tijdig herkent, de behandeling effectief ondersteunt en bijdraagt aan een betere kwaliteit van leven en verminderde mortaliteit.
Cardiovasculair risicomanagement Lees meer over Cardiovasculair risicomanagement Cardiovasculair risicomanagement
Hart- en vaatziekten komen veel voor in Nederland en vormen een belangrijke oorzaak van ziektelast. In 2023 hadden ruim 1,74 miljoen mensen een hart- en/of vaatziekte. Door beter risicomanagement kunnen deze aandoeningen eerder worden opgespoord en behandeld. In september 2024 verscheen de herziene richtlijn Cardiovasculair risicomanagement (CVRM), gepubliceerd als NHG-Standaard en specialistische richtlijn. Deze vormt de basis van deze nascholing. Belangrijke wijzigingen zijn onder meer de introductie van de SCORE2(-Oudere Personen)-tabel, gebruik van non-HDL-cholesterol en een aangepaste risicocategorie-indeling. Ook wordt nu het risico op fatale én niet-fatale hart- en vaatziekten meegenomen en is er meer ruimte voor behandeling bij hoge bloeddruk (>160 mmHg), zelfs bij een laag SCORE-risico. Deze e-learning bestaat uit: A1: Epidemiologie van hart- en vaatziekten. A2: Oorzaken en risicofactoren. A3: Rol van lipiden. B1: Risicobepaling en wijzigingen in de richtlijn. B2: Medicamenteuze behandeling van hyperlipidemie. B3: Medicamenteuze behandeling van hypertensie. De nascholing biedt u praktische handvatten voor CVRM in de huisartsenpraktijk, inclusief diagnostiek, behandeling en organisatie van zorg.
Klinisch redeneren bij medicatiebeoordelingen Lees meer over Klinisch redeneren bij medicatiebeoordelingen Klinisch redeneren bij medicatiebeoordelingen
Het uitvoeren van medicatiebeoordelingen is een belangrijk instrument om medicatieveiligheid te verbeteren. Klinisch redeneren speelt daarbij een centrale rol: het toepassen van behandelrichtlijnen op de individuele patiënt. Dit vraagt om zorgvuldige afweging van voordelen, nadelen en patiëntkenmerken zoals gezondheidstoestand, comorbiditeit, labwaarden en wensen. In deze nascholing leert u medicatiebeoordelingen structureel integreren in uw dagelijkse werkzaamheden. Er wordt ingegaan op: De basis van klinisch redeneren bij medicatiebeoordelingen. Farmacotherapeutische anamnese: gerichte vragen stellen over effectiviteit en bereidheid tot minderen of stoppen. Behandelrichtlijnen en kennisdocumenten over veelvoorkomende aandoeningen bij ouderen, inclusief interpretatie van meetwaarden. Minderen of stoppen van medicatie: wanneer wel, wanneer niet. Het belang is groot: jaarlijks leiden medicatiefouten tot circa 19.000 vermijdbare ziekenhuisopnames (HARM-rapport, 2006). Ondanks de invoering van de richtlijn Polyfarmacie bij ouderen (2012) en de STRIP-methode is dit aantal niet gedaald (Vervolgonderzoek, 2017). Daarom verscheen in 2019 de module Medicatiebeoordeling om doelmatigheid te bevorderen. Deze e-learning helpt u uw deskundigheid in klinisch redeneren te vergroten en medicatiebeoordelingen effectief in te zetten voor betere patiëntenzorg.
Geneesmiddelgebruik bij obesitas en na bariatrische chirurgie Lees meer over Geneesmiddelgebruik bij obesitas en na bariatrische chirurgie Geneesmiddelgebruik bij obesitas en na bariatrische chirurgie
Het aantal mensen met overgewicht en obesitas neemt toe. In 2040 zal naar verwachting 62% van de volwassen Nederlanders overgewicht hebben. De impact op de gezondheidszorg is groot, zowel op individueel als maatschappelijk niveau. In deze e-learning staat obesitas centraal, met aandacht voor pathofysiologie, risicofactoren en behandelmogelijkheden, waaronder medicatie. De nascholing bespreekt de nieuwe multidisciplinaire richtlijn Overgewicht en obesitas bij volwassenen (juli 2023, Partnerschap Overgewicht Nederland), waarin de focus verschuift van alleen de BMI naar het gewichtsgerelateerde gezondheidsrisico: een combinatie van BMI, buikomvang en comorbiditeit. Ook fysiologische veranderingen bij obesitas en na bariatrische chirurgie komen aan bod. Wat betekent dit voor medicatiegebruik, supplementen en controle? In praktische casuïstiek wordt ingegaan op medicatiekeuze, dosering en samenwerking tussen huisarts en apotheker. Tot slot is er aandacht voor preventie, signalering, en de manier waarop patiënten benaderd worden – zonder stigma, maar met begrip. Deze e-learning biedt handvatten om als zorgverlener patiënten met obesitas beter te begeleiden en samen tot passende zorg te komen.
Epilepsie bij kinderen Lees meer over Epilepsie bij kinderen Epilepsie bij kinderen
Aanvallen bij kinderen komen frequent voor, maar epilepsie is slechts in minder dan 10% van de gevallen de oorzaak. Het onderscheid tussen epilepsie en andere aanvalsgewijze aandoeningen is essentieel, maar vaak lastig. In deze e-learning worden de klinische kenmerken per leeftijdscategorie besproken, evenals het verschil tussen geprovoceerde en niet-geprovoceerde epileptische aanvallen, zoals bij koortsconvulsies. BLOK A gaat in op herkenning van epileptische en niet-epileptische aanvallen, zoals vasovagale collaps, absence-epilepsie, dagdromen en tics. Ook wordt aandacht besteed aan diagnostiek en advies bij koortsconvulsies. BLOK B behandelt de behandelmogelijkheden. Hierbij komen medicamenteuze en niet-medicamenteuze keuzes aan bod, gebaseerd op de richtlijn Epilepsie (2023, NVN). Ook is er aandacht voor bijwerkingen, interacties en de psychosociale impact van de diagnose. De diagnose epilepsie heeft grote gevolgen voor het kind en gezin. In deze nascholing krijgt u handvatten voor begeleiding, communicatie en het organiseren van passende zorg, afgestemd op de situatie van het kind.
Terugdringen van opioïden Lees meer over Terugdringen van opioïden Terugdringen van opioïden
Jaarlijks gebruiken ruim 1.000.000 Nederlanders opioïden, vaak niet voor de oorspronkelijke indicaties, maar bij (chronische) pijn aan het bewegingsapparaat. Voor deze indicatie is de effectiviteit beperkt, terwijl de risico’s aanzienlijk zijn. Om overgebruik tegen te gaan is in 2018 de taakgroep Gepast gebruik opioïden opgericht. Hoewel het gebruik aanvankelijk daalde, is sinds 2021 weer een toename zichtbaar. In deze e-learning staat het verantwoord gebruik én de afbouw van opioïden centraal. BLOK A behandelt chronische niet-kankergerelateerde pijn en de plaats van opioïden in de behandeling. Er is aandacht voor de risico’s, voordelen en stoornissen in het gebruik. BLOK B focust op afbouwstrategieën, samenwerking met andere zorgverleners en begeleiding van de patiënt. De nascholing maakt gebruik van actuele kennis uit de NHG-Standaard Pijn (november 2021), de Handreiking afbouw opioïden en recente wetenschappelijke inzichten. U krijgt praktische handvatten voor signalering, begeleiding en samenwerking rondom opioïdgebruik. Als apotheker speelt u een essentiële rol in het terugdringen van overgebruik en het beperken van schade door deze middelen.