Nascholing voor en door zorgprofessionals
Een wereld vol praktijkgerichte (geaccrediteerde) leeroplossingen en vakinformatie. Samen voor goede zorg!
Hoe werkt deze Academy?
Nascholing voor zorgprofessionals
Gesorteerd op nieuw - oud
Bij verschillende arbodiensten worden als onderdeel van keuringen, PMO en dergelijke flowvolumecurves gebruikt. Onderzoek vindt plaats door meting van verschillende parameters waarmee de dynamische longvolumina kunnen worden vastgesteld. Het uitvoeren van onderzoek is echter aan regels gebonden om de betrouwbaarheid te vergroten. Zo moet er een goede indicatie worden gesteld voordat dit mogelijk is. Longfunctieonderzoek maakt differentiatie van verschillende aandoeningen mogelijk. Zo kunnen obstructieve en restrictieve aandoeningen worden onderscheiden naast reversibele en niet-reversibele luchtwegaandoeningen. In dit artikel wordt met name ingegaan op de obstructieve aandoeningen en deze worden geïllustreerd aan de hand van relevante casuïstiek. De classificatie van de aandoening bepaalt ook het therapeutisch spectrum en de prognose. Voor de bedrijfs- en verzekeringsarts is met name de flowvolumecurve van belang en daarnaast de piekstroommeting. Met de uitkomst van dit onderzoek kunnen onder andere de benutbare mogelijkheden worden vastgesteld. De resultaten uit longfunctieonderzoek zijn daarbij onmisbaar.
Bij vrouwen is borstkanker de meest voorkomende vorm van kanker. Bijna 40% van deze patiënten is ten tijde van de diagnose 65 jaar of ouder. Door de vergrijzing en betere overleving zal het aandeel 70-plussers verder toenemen, van 30% in 1995 tot 60% in 2035. De landelijke richtlijn Mammacarcinoom van het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) is in 2012 gereviseerd en via www.oncoline.nl voor iedereen toegankelijk. Deze richtlijn is vooral gebaseerd op onderzoek bij relatief jonge en fitte patiënten, ouderen boven de 70 jaar zijn hierbij ondervertegenwoordigd. Veel patiënten boven de 70 jaar worden uitgesloten van deelname aan klinisch onderzoek uit angst voor vertroebeling van onderzoeksgegevens. Kennis over de behandeling van borstkanker op middelbare leeftijd is enorm toegenomen en wereldwijd bestaat er consensus over het beleid. Bij de behandeling van ouderen met borstkanker blijven echter veel vragen bestaan.
De meeste richtlijnen richten zich met name op absolute of ziektevrije overleving, terwijl kwaliteit van leven en functionele status voor ouderen vaak net zo belangrijk zijn.
Opstaan uit een stoel lijkt zo simpel, maar op het moment dat de kracht en met name de coördinatie verloren gaan, kan het voor ouderen een groot obstakel worden. Helpen bij opstaan zorgt voor een extra belasting van de hulpverleners, die daarom al decennia lang gebruik maken van sta-ophulpen. Deze sta-ophulpen nemen weliswaar veel ‘kracht’ over, maar de vraag is wat de gevolgen zijn voor de patiënt. Hiernaar is weinig onderzoek gedaan, maar er zijn wel aanwijzingen dat de inzet van sta-ophulpen de aanwezige sta-functie van de patiënt versneld vermindert, dat de lichaamswaarneming erdoor verandert en dat het gevolgen kan hebben voor de wervelkolom, schouders en halsspieren. Daarom moeten ouderen trainen om zelf – of met facilitering – te gaan staan, om hun zelfstandigheid zoveel mogelijk te behouden.
Om zinnige uitspraken te kunnen doen op basis van metingen, moeten de meetinstrumenten van goede kwaliteit zijn. Deze kwaliteit wordt bepaald door de betrouwbaarheid (de mate waarin een meting vrij is van meetfouten), de validiteit (de mate waarin een meetinstrument meet wat het beoogt te meten) en de responsiviteit (de mate waarin het meetinstrument in staat is om veranderingen te meten). Voor het gebruik van meetinstrumenten in de fysiotherapiepraktijk zijn vooral facevaliditeit, inhoudsvaliditeit en meetfout van belang. Van veel meetinstrumenten is echter niet voldoende informatie beschikbaar over de klinimetrische eigenschappen of is de meetfout relatief groot. Daarom is het belangrijk om altijd voorzichtig te zijn met het interpreteren van scores op meetinstrumenten van individuele patiënten in de dagelijkse praktijk.
Naast neurologische aandoeningen kunnen vele niet-neurologische ziektes leiden tot cognitieve stoornissen. In dit artikel wordt een aantal hartaandoeningen besproken waarbij er een duidelijke relatie blijkt te zijn met cognitieve stoornissen. Het is van belang dat bedrijfsarts en verzekeringsarts hiervan op de hoogte zijn, zodat zij ook cognitief disfunctioneren in het werk bij deze ziektes kunnen herkennen en voorkomen.
Roken is een risicofactor voor tal van aandoeningen en een belangrijke doodsoorzaak. Stoppen is lastig, want roken is sterk verslavend. Opname of behandeling voor een aan roken gerelateerde aandoening kan voor rokers echter het signaal zijn dat het nu echt ‘vijf voor twaalf’ is. Daarom is aandacht voor roken in het ziekenhuis en in de GGz van groot belang. Dit artikel zet de belangrijkste ziekten op een rij die samenhangen met roken en bespreekt de mogelijkheden voor verpleegkundigen om naar het rookgedrag te informeren en de vervolgstappen.