Nascholing voor en door zorgprofessionals
Een wereld vol praktijkgerichte (geaccrediteerde) leeroplossingen en vakinformatie. Samen voor goede zorg!
Hoe werkt deze Academy?
Nascholing voor zorgprofessionals
Gesorteerd op nieuw - oud
Wanneer het immuunsysteem niet goed functioneert, kan het leiden tot verschillende aandoeningen die gezamenlijk immuunstoornissen of immuungemedieerde ziekten worden genoemd. In de praktijk worden vooral de afweerstoornissen, auto-immuunziekten, allergische ziekten en auto-inflammatoire aandoeningen onderscheiden.
Individuele immuunstoornissen zijn zeldzaam, maar als groep komen ze relatief vaak voor. Naar schatting heeft ongeveer een miljoen Nederlanders een verworven afweerstoornis, vaak veroorzaakt door het toenemende gebruik van immuunsuppressiva. Auto-immuunziekten komen bij zo’n 10% van de bevolking voor. In de afgelopen decennia is het aantal patiënten met auto-immuunziekten, zoals bindweefselziekten, coeliakie en schildklierziekten, toegenomen, wat mogelijk samenhangt met veranderingen in omgeving en leefstijl. Aangeboren afweerstoornissen komen tezamen voor bij ongeveer 1 op de 1000 mensen.
Veel patiënten met een immuunstoornis melden zich eerst bij de huisarts met uiteenlopende klachten. Een tijdige diagnose kan ernstige complicaties voorkomen, door preventieve maatregelen te nemen of door gerichte behandeling. Meestal worden deze patiënten doorverwezen naar de tweede lijn. De huisarts houdt echter een belangrijke rol, bijvoorbeeld door het laagdrempelig beoordelen van complicaties, zoals infecties door ziekte of medicatie, en het verzorgen van vaccinaties. Deze nascholing beoogt huisartsen inzicht te geven in de verschillende immuunstoornissen. Ook biedt het een goede gelegenheid uw kennis over het immuunsysteem op te frissen. Om de stof beter in context te helpen plaatsen en te onthouden, gebruiken we veel casuïstiek en voorbeelden met begeleidende uitleg.
Deze nascholing over immuunstoornissen bestaat uit twee programma’s.
Dit programma (Immuunstoornissen deel 1) behandelt algemene principes, definities en voorbeelden van immuunstoornissen die u in de praktijk kunt tegenkomen.
Het vervolgprogramma (Immuunstoornissen deel 2) richt zich op therapeutische principes en preventieve maatregelen bij primaire en secundaire afweerstoornissen, met speciale aandacht voor de toename van het gebruik van immuunsuppressiva en de daarmee samenhangende infectieuze complicaties.
Een substantieel deel van de vrouwen heeft zoveel last van overgangsklachten, dat ze er iets voor willen gebruiken, al dan niet via de huisarts of de apotheek. De vraag is dan: werken oestrogenen nog steeds het beste? Wanneer wel en wanneer geen toevoeging van progestagenen, want na toevoeging van een progestageen wordt er meestal weer maandelijks ‘gemenstrueerd’. Wanneer hoeft er niet meer gemenstrueerd te worden of mogen oestrogenen met progestagenen tezamen in lage dosering gegeven worden, zodat menstruatie het liefst niet meer optreedt? Zijn er zinvolle en liefst bewezen werkzame andere behandelmogelijkheden? Wat is er juist over het verhoogde risico op borstkanker door oestrogeengebruik vóór, in en na de overgang? Al deze vragen kunnen leven en worden in deze nascholing beantwoord.
Om een behandeling met clozapine te optimaliseren en om beslissingen met betrekking tot de dosering tijdens de behandeling te ondersteunen, wordt geadviseerd concentraties (spiegels) van clozapine te meten. Deze spiegels dienen op de juiste manier geïnterpreteerd te worden. Hiervoor is het belangrijk om te weten waarop de referentiewaarden gebaseerd zijn en waarin twaalfuurs- en dalspiegels van elkaar kunnen verschillen in geval van eenmaal daags doseren. In dit nascholingsartikel wordt dieper ingegaan op de basale farmacokinetiek van orale geneesmiddelen, de farmacokinetiek van clozapine, spiegelbepalingen van clozapine, het referentiegebied en de valkuilen bij het interpreteren hiervan. Als laatste wordt de mogelijke waarde van AUC-bepalingen bij de behandeling met clozapine besproken.
Voor veel patiënten met kanker zijn de vooruitzichten de afgelopen jaren verbeterd, onder andere door de komst van nieuwe geneesmiddelen. De keerzijde is dat deze nieuwe geneesmiddelen bijna altijd gepaard gaan met bijwerkingen die de kwaliteit van leven van patiënten nadelig kunnen beïnvloeden. Bovendien drukken nieuwe oncologische geneesmiddelen steeds zwaarder op zorgbudgetten, omdat ze erg kostbaar zijn. Dit kan leiden tot verdringing van andere zorg.
Om bijwerkingen te verminderen en de uitgaven aan geneesmiddelen te beperken, is het belangrijk oncologische middelen zo slim mogelijk te gebruiken. Vragen over optimaal gebruik komen echter doorgaans niet aan bod in registratiestudies. Doelmatigheidsonderzoek kan dergelijke vragen wel beantwoorden. Aan de hand van een Nederlands voorbeeld, de SONIA-studie, laten we in dit artikel de potentie zien van dit type onderzoek. Om de oncologische zorg in de toekomst effectief én toegankelijk te houden, zijn nieuwe doelmatigheidsonderzoeken essentieel en Nederland kan hierin een voortrekkersrol vervullen.
Afname in tweede behandeling met androgeen receptor-targeted therapie | Effectiviteit en veiligheid van daprodustat vs. darbepoëtine alfa bij behandeling van anemie bij chronische nierinsufficiëntie
De oorzaken van anemie zijn veelzijdig en vragen om goede diagnostiek. De meest voorkomende klachten zijn vermoeidheid, algehele malaise, duizeligheid en bleekheid. De incidentie van anemie in de huisartsenpraktijk is 8,6 per 1000 patiënten per jaar, waarbij in de helft van de gevallen sprake is van ijzergebreksanemie. Hoewel anemie voorkomt in alle leeftijdscategorieën, ook bij zwangeren en kinderen, stijgen de incidentie en prevalentie met de leeftijd. Bij 25% van de 85-plussers is anemie aanwezig. Uit onderzoek blijkt dat de gevolgen van anemie groot zijn. Anemie kan leiden tot afhankelijkheid, cardiovasculaire aandoeningen, vallen, verhoogde mortaliteit, mentale problemen en een verminderde kwaliteit van leven. De gevaren van anemie bij ouderen worden nog niet altijd onderkend.